Paragrafen

Financiering

Kasgeldlimiet

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Om een grens te stellen aan kortlopende financiering is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. De kasgeldlimiet wordt bepaald door het begrotingstotaal bij aanvang van het dienstjaar te vermenigvuldigen met een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van 8,5%. Aan de hand van onderstaande opstelling kan de kasgeldlimiet worden bepaald.

Kasgeldlimiet (bedragen x € 1.000)

kwartaal 1

kwartaal 2

kwartaal 3

kwartaal 4

Omvang vlottende korte schuld (A)

13.532

5.928

1.867

8.085

Opgenomen gelden < 1 jaar

6.987

3.476

0

2.398

Schuld in rekening courant

6.545

2.452

1.867

5.687

Vlottende middelen (B)

75

42

74

105

Totaal netto vlottende schuld (A-B)

13.457

5.886

1.793

7.980

Toegestane kasgeldlimiet

8.759

8.759

8.759

8.759

Ruimte onder de kasgeldlimiet

-4.698

2.873

6.966

779

Begrotingstotaal 2022 (C)

103.046

103.046

103.046

103.046

Percentageregeling (D)

8,5%

8,5%

8,5%

8,5%

Kasgeldlimiet (C x D)

8.759

8.759

8.759

8.759

De ruimte onder de kasgeldlimiet zal zoveel mogelijk benut worden omdat bij een normale rentestructuur kortlopende geldleningen goedkoper zijn dan bij langlopende geldleningen. Het verloop van de omvang van de vlottende middelen is gebaseerd op de liquiditeitsplanning 2022.

Deze pagina is gebouwd op 12/20/2021 11:40:41 met de export van 12/20/2021 11:25:33